Op 2 maart 1809 vertrekt het koninklijke gezelschap uit paleis Het Loo op weg naar Zwolle. Via Vaassen, Epe, Veessen, Heerde en Hattem arriveert men in Zwolle, waar de Burgemeester hen opwacht en de nacht doorgebracht zal worden.
In Vaassen neemt Lodewijk Napoleon de klachten van de papierfabrikanten in ontvangst: er mag geen papier meer geëxporteerd en geïmporteerd worden. De school moet op de lijst van verhoging van de jaarlijkse steun worden geplaatst. Hiervan moeten ook de baljuw van Neder-Veluwe en de ‘Maître des Requêtes’(de Rapporteur bij de regering) op de hoogte gesteld worden.
In Veessen wordt de koning ervan op de hoogte gesteld dat Barend Boskamp verdronken is toen hij ‘de dijk wilde redden’.De koning wil dat de Minister van Binnenlandse Zaken nagaat wat er voor het gezin gedaan kan worden.
Heerde beschikt over een stuiver opgeld, dat ieder jaar 1800 gulden opbrengt. De kerk heeft een inkomen van 400 gulden.
In Hattem worden de gemeentelijke financiën aan de koning overlegd. De jaarlijkse inkomsten stijgen met inbegrip van 4 stuivers opgeld. Toch is er nog een tekort, voornamelijk veroorzaakt door een lening van 15.000 gulden tegen vijf procent rente. Er wordt onderhandeld over het armenhuis van de heer Thomas Ropin, dat naar Arnhem is gegaan. In Hattem leeft de wens om een handelsopslagplaats te krijgen. Dit zou verwezenlijkt kunnen worden door de Grift bevaarbaar te maken. Dit moet aan de Minister van Binnenlandse Zaken gemeld worden en het dossier de Grift moet naar de archieven van de Intendance. De kerk bevindt zich in een droevige staat. Er zijn twee dominees waarvan de oudste een inkomen heeft van 650 gulden.
Dan passeert men de IJssel, waar men opgewacht wordt door de burgemeester van Zwolle, de Landdrost, de erewacht onder bevel van de heer Queysen en de gewapende Burgerij.
*Titelfoto: Napoleon neemt afscheid van zijn broer Lodewijk, 1806, anoniem, naar Karel Frederik Bombled, 1853 – 1861. (Rijksmuseum Amsterdam)
Siem van Eeten