Bedekt door een wit pak sneeuw liggen het park en buitenplaats de Leemcule er sfeervol bij. In de deuropening staat de heer Philip de Haseth Möller klaar om zijn bezoek te ontvangen. Aan de muren van de ingang hangen klassieke achttiende-eeuwse schilderijen en portretten van de huidige bewoner en zijn drie dochters. Ook in de dwarsgang, zitkamer, bibliotheek en eetkamer hangen schilderijen en nog enkele familieportretten. De volle bibliotheek bevat hoofdzakelijk geschiedkundige werken over de achttiende en vooral de negentiende eeuw en biografieën. Zowel uit de verzamelde schilderijen als uit de collectie boeken blijkt dat de eigenaar doelbewust keuzes maakt en zich selectief wil verdiepen. Dit geldt ook voor de warme klassieke inrichting van zijn vertrekken, hoewel eclectisch van stijl. ‘Een historische havezate gebouwd in een klassieke stijl vraagt om een overeenkomstig klassieke inrichting van de binnenruimtes,’ verduidelijkt Philip. Gezeten aan de open haard, waarin het hout knappend ligt te branden, vertelt de heer De Haseth Möller over een bijzondere overeenkomst tussen de opeenvolgende eigenaren van de Leemcule. Blijkbaar vond elke nieuwe bewoner het nodig om de open haard in de woonkamer naar zijn wensen aan te passen. Ook de huidige bewoner liet de open haard verplaatsen en het rookkanaal verbreden toen ook het dak werd geïsoleerd en het brandwerende asbest werd verwijderd.

Open haard (Foto: Arie Tinbergen)

Deze overeenkomst kwam aan het licht bij het onderzoek naar de geschiedenis van de Leemcule en zijn bewoners, dat in opdracht van Philip werd uitgevoerd en in een boekwerk is beschreven door Ronald H.M. van Immerseel. De verzorgde uitgave is aangevuld met fraaie luchtfoto’s van de buitenplaats en het interieur. Ook uit deze opdracht blijkt de historische belangstelling van de huidige bewoner.

‘Ik heb in Amsterdam de middelbare school vier docenten gehad die door hun boeiende verhalen interesse bij me hebben aangewakkerd voor geschiedenis,’ maakt Philip duidelijk. ‘Bovendien heeft mijn vader in de vroege jaren zestig, tussen mijn tiende en vijftiende jaar, met me een reis in Frankrijk gemaakt langs de Loire, waar de vele kastelen diepe indruk op me hebben gemaakt.’ Enkele jaren voor deze reis had hij een veel grotere reis ondernomen. In 1960 verhuisde Philip als tienjarige jongen met zijn ouders en drie zussen van Curaçao naar Nederland. ‘Mijn familie had er een paar honderd jaar gewoond. In de achttiende eeuw voeren mijn voorvaders als kapitein over de zeeën en is een van hen op het eiland komen wonen. Door een huwelijk tussen een ‘Möller’, van Deense komaf, en een ‘De Haseth’, van Franse komaf, is mijn achternaam ontstaan. Beide families zijn in de achttiende eeuw op Curaçao terechtgekomen. Mijn overgrootvader werd gezaghebber over het eiland, grootvader was arts en vader rechter.’ Voor de tienjarige Philip was de verhuizing naar Nederland geen shock. Het hele gezin ging mee en bovendien kende hij Nederland van eerdere bezoekjes met zijn ouders.

De Leemcule: van boerderij tot havezate

Na zijn schoolperiode en zijn studietijd ging hij als makelaar aan de slag. In 1985 richtte hij Cortona op om te investeren in licht industrieel vastgoed in Nederland, maar ook in Parijs en het gebied ten noorden daarvan. Frankrijk beviel zo goed, met name het zonnige zuiden, dat De Haseth Möller in de Dordogne een chateau met wijngaard kocht, om daar met zijn gezin te verblijven en ‘s winters terug te keren naar Nederland.

portret van P. de Haseth Moller

In 2012 kwam Dalfsen in beeld. ‘Nadat het verblijf in de Dordogne was verkocht ging ik in Amsterdam wonen,’ vertelt Philip de Haseth-Möller. ‘Daar miste ik het buitenleven. De Leemcule, een buitenplaats gelegen aan de rand van Dalfsen, stond te koop. Dat wekte mijn belangstelling vanwege de historische sfeer en de ligging in een mooie natuurlijke omgeving.’ In de zeventiende eeuw was de Leemcule een van de elf havezaten in het schoutambt Dalfsen, en nu nog zijn er rond deze sfeervolle plaats aan de Vecht diverse historische havezaten te vinden. De Leemcule wordt in 1434 voor het eerst beschreven als een boerderij. In die tijd was leem een belangrijk bouwmateriaal; bij afgraving ontstond een leemkuil. In de zestiende eeuw werd de boerderij geleidelijk aan omgebouwd tot een havezate voor de adel. Vanaf de zeventiende tot de negentiende eeuw moest je als riddermatige voldoende vermogen en een havezate bezitten om lid te kunnen worden van de Ridderschap. Pas dan kwam je in aanmerking voor een bestuurlijke functie in Overijssel, waarmee aanzien, macht en een solide inkomstenbron konden worden verworven. In de tijd van de Bataafse Republiek is de bestuurlijke invloed van de adel in belangrijke mate beperkt. Het recht van verschrijving in de Ridderschap is in 1795 afgeschaft en had geen economische waarde meer. De Leemcule verloor haar betekenis als havezate voor de adel. Begin 1800 raakte de havezate, bestaande uit een woonhuis met twee dwars staande bouwhuizen, in verval. Frederik Christiaan Mulert, burgemeester van Dalfsen, is de laatste van de familie Mulert die van 1804 tot 1849 de havezate in eigendom had. Hij breekt de onbewoonbare havezate in de periode 1811-1812 af en besluit in 1823 het bouwhuis te verbouwen en te vergroten tot het woonhuis met de kenmerkende fronton zoals deze tot op de dag van vandaag is te aanschouwen. Tegen het bouwhuis, oorspronkelijk gebruikt als koetshuis, werd het nieuwe woongedeelte aangebouwd.

Woonhuis met fronton (Foto: Albert Speelman)

Onderstaande bedragen geven een, weliswaar onvolledig, beeld van de waarde van het landgoed vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw.

De Leemcule: buitenplaats

In 1960 kocht Lucas Aardenburg (1897-1968) de Leemcule, en onmiddellijk deed hij 14 hectare van het 23 hectare grote landgoed van de hand. In hetzelfde jaar verkocht hij zijn conservenfabriek ‘Kennemer’ aan Iglo. Hij bewoonde samen met zijn vrouw alleen de rechterhelft van de begane grond. De rest van het huis diende als vakantieverblijf voor hun elf kinderen en dertig kleinkinderen. Ieder kreeg dan beddengoed en handdoeken mee en het nummer van de slaapkamer. Elke slaapkamer had een wastafel. Op de eerste verdieping waren nog twee afzonderlijke douchecellen en ėėn wc. De wanden van de slaapkamers waren van zachtboard en op de vloer lag linoleum. De inrichting was zeer sober. In 1968 is de buitenplaats verkocht.

‘Het woonhuis,’ zo vermeldt de huidige heer des huizes, ‘bestaat uit een gang met rechts een ruime zitkamer en links een bibliotheek. Aan de dwarsgang bevinden zich een slaapkamer met kleine bibliotheek, een keuken, een werkkamer en de eetkamer. Op de eerste etage zes slaapkamers en vier badkamers en tenslotte een zolder. De buitenplaats is in totaal 9,5 hectare groot, naast het huis bestaande uit een tuinmanshuis, twee schuren en een oranjerie, moestuin, tennisbaan en het achterbos.

Landgoed de Leemcule (Foto: Albert Speelman)

Hoewel de havezaten en buitenplaatsen hun economische waarde voor het verkrijgen van bestuurlijke functies al lang hebben verloren is de culturele en historische waarde steeds meer toegenomen. Het zijn vaak parels in het landschap van Overijssel die, mits goed onderhouden, de schoonheid van het Overijsselse landschap mede bepalen. Dat vindt ook Philip de Haseth-Möller. ‘Landgoederen hebben veel waarde, maar de eigenaren dragen te veel de lasten. Zware subsidies zijn niet nodig, maar verhoging van de subsidie voor onderhoud zou fair zijn. Uit onderzoek,’ legt de eigenaar uit, ‘is gebleken dat huizen gelegen om een landgoed zeven procent hoger van waarde zijn dan de verderop gelegen huizen. Daardoor is de woz-waarde, een belangrijke inkomstenbron voor de gemeente, ook hoger. Bovendien, als het erfgoed een rijksmonument is wordt het eigendomsrecht aangetast, want je hebt als eigenaar te voldoen aan voorwaarden en je hebt onderhoudsplicht.’

De heer De Haseth-Möller is zich bewust van het rentmeesterschap over de buitenplaats. Het is weliswaar gekocht, maar alles is tijdelijk, en een buitenplaats zoals de Leemcule heeft cultuurhistorische waarde. Hij stelt daarom jaarlijks op Monumentendag en/of de Dag van het Kasteel de Leemcule open voor het publiek, behalve het woonhuis. Het valt hem op dat het gedrag van het publiek in het algemeen verruwt. ‘Mensen worden vrijpostiger,’ zo stelt hij vast. ‘Hoewel de ramen van het woonhuis zijn geblindeerd, proberen mensen toch door de ramen te gluren om iets van het interieur te zien. Fietsers rijden de ingang van het terrein op om ongevraagd foto’s te maken. Het is zelfs voorgekomen dat een onbekende man met zijn auto voorbij de hekken reed tot aan de voordeur om vervolgens in een rondje de hekken weer uit te rijden om daarna te stoppen voor het maken van foto’s. Je kunt er van alles van vinden, maar het gebeurt,’ is zijn conclusie.

Als een rentmeester beheert en onderhoudt Philip de Haseth Möller de historische buitenplaats bij leven en welzijn en naar zijn beste vermogen. Hij treft geen regelingen om het huis na zijn tijd in familiebezit te houden. ‘Dan beslissen mijn drie dochters zelfstandig over de toekomst van de Leemcule: beheren of verkopen. Het huis wordt niet ondergebracht in een stichting of een B.V., omdat er geen langdurige historische familieband is met deze buitenplaats.’

Tip bij vertrek (Foto: Arie Tinbergen)

Het interview wordt afgerond met een bezichtiging van een deel van het fraai ingerichte huis in een gepaste klassieke stijl. Bij het openen van de voordeur geeft de bewoner nog een tip: ‘Volg niet het wielspoor van de vorige bezoeker, anders rijdt u over het gras.’ Ik rij met slippende banden moeizaam en voorzichtig over de besneeuwde afrit naar de uitgang.

Bron: De Leemcule
ISBN 978-90-816558-2-8
Ronald H.M. van Immerseel

Zoek hieronder naar handige tips voor vrijwilligers