Voorjaar 1917. De wereld staat in brand. De Eerste Wereldoorlog woedt al bijna drie jaar en verslindt levens van miljoenen jongens en mannen. Nederland blijft neutraal, maar de oorlog grijpt diep in op het dagelijks leven. Door de mobilisatie van het leger verlaten een half miljoen mannen hun gezin en werk. Intussen zijn sinds het begin van de oorlog één miljoen Belgische en Franse vluchtelingen naar Nederland gekomen, van wie er honderdduizend tot 1918 in ons land zullen blijven. Overijssel ontfermt zich over zo’n tienduizend ontheemden. Bijna elke gemeente in de provincie krijgt wel met vluchtelingen te maken.

Het was in deze moeilijke omstandigheden dat de burgemeesters Van Roijen van Zwolle, Van Limburg Stirum van Hellendoorn, Stroink van Steenwijkerwold en Kerssemakers van Raalte hun collega-burgemeesters bijeen riepen om te komen tot een Overijsselse afdeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het doel was om de ‘specifiek gewestelijke belangen van de aangesloten gemeenten nog meer naar voren te laten komen en die nog beter te behartigen.’ De oprichtingsvergadering was op 17 april 1917 in de Buitensociëteit in Zwolle. De eerste voorzitter werd Henri graaf Van Limburg Stirum, burgemeester van Hellendoorn.

Op de oprichtingsvergadering vroeg de voedselschaarste als gevolg van de Eerste Wereldoorlog direct aandacht. Vertegenwoordigers van 22 van de in totaal 61 Overijsselse gemeenten wisselden ervaringen en kennis uit omtrent de voedseldistributie en de inrichting van gemeentelijke keukens. Vanuit het Rijk zouden kookcursussen gegeven worden, zodat mensen leerden minder gangbaar voedsel te bereiden, met name rijst. De gemeente Hellendoorn had inmiddels zo’n kookcursus voor haar inwoners aangevraagd en in Enschede was een gemeentelijke keuken ingericht die 6000 maaltijden per dag kon maken.

Uitbreiding takenpakket

Tijdens dezelfde vergadering spraken de aanwezige bestuurders ook over het takenpakket van de lokale overheid. Voorzitter Van Limburg Stirum zei dat ‘we leven in een tijdperk van grote evolutie van gemeentelijke werkzaamheid. In de naaste toekomst kan men er zeker van zijn dat men voor geheel nieuwe opvattingen omtrent de rol van gemeenten in de ontplooiing van het staatsleven komt te staan, en voor vele nieuwe werkzaamheden van hoge betekenis.’ Hij sloeg de spijker op z’n kop. Het takenpakket van de gemeentelijke overheid is sinds 1917 sterk uitgebreid en het openbaar bestuur is een stuk complexer geworden.

Waar honderd jaar geleden de burger veelal rechtstreeks toegang had tot de burgemeester, die zelf veel zaken regelde, bestaat het gemiddelde gemeenteapparaat tegenwoordig uit tientallen, zo niet honderden ambtenaren en moet voldaan worden aan allerlei regels en procedures. De samenleving is steeds vaker een beroep gaan doen op de overheid, die zich met een groot aantal maatschappelijke verschijnselen is gaan bemoeien. Waar de aandacht vóór de Tweede Wereldoorlog vooral uitging naar de openbare orde en steunverlening bij werkloosheid, kwam de nadruk daarna te liggen op welzijnsbevordering en de groei van de verzorgingstaat. De laatste decennia maakte de overheid weer een terugtrekkende beweging.

Honderd jaar openbaar bestuur

De VNG Overijssel heeft in haar honderdjarige bestaan een bemiddelende rol vervuld tussen het lokale bestuur in Overijssel en de provincie, het Rijk en andere bestuursorganen of instellingen. Ook trad zij op als belangbehartiger en coördinatiepunt van de Overijsselse gemeenten. De afdeling hield zich aanvankelijk bezig met praktische zaken als de gezamenlijke inkoop van kantoorbenodigdheden en veldwachtersuniformen, maar ook met de luchtbeschermingsdienst, het gemeentelijk belastingstelsel en de invoer van geneeskundig toezicht op lagere scholen. De VNG Overijssel peilde de mening en behoeften van de aangesloten gemeenten en fungeerde vervolgens als spreekbuis richting de provincie. De hoogte van de gemeentelijke bijdragen in het onderhoud van de provinciale wegen was bijvoorbeeld een regelmatig punt van discussie. Vanaf de jaren vijftig was de VNG Overijssel vertegenwoordigd in een toenemend aantal overlegorganen, zoals de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid, de Stichting Bevordering Industrialisatie in Overijssel of de Provinciale Raad voor Recreatie. Eind jaren zeventig was het aantal vertegenwoordigingen gegroeid naar meer dan zestig commissies of raden. Later nam dit aantal af of werd er meer geclusterd.

De VNG Overijssel heeft zich de afgelopen honderd jaar ook ontwikkeld tot platform voor het delen van kennis voor het lokale bestuur. Belangrijk hierbij was de betrokkenheid bij de opening in 1963 van een bestuursschool in Almelo en een jaar later in Zwolle. Aankomende ambtenaren werden hier voorbereid op een loopbaan in het openbaar bestuur. Vanaf de oprichting nodigde de VNG Overijssel op algemene ledenvergaderingen steevast een spreker uit die vanuit zijn kennis of betrokkenheid dieper inging op een actueel onderwerp, zoals de groeiende werkloosheid, de democratisering van het lokale bestuur of de herziening van de Gemeentewet in 1992. In dat 75ste jubileumjaar liet de VNG Overijssel de Universiteit Twente de positie van het Overijsselse raadslid onderzoeken. Conclusie was dat de band tussen de volksvertegenwoordigers en het volk beter kon en dat de positie van de gemeenteraad ten opzichte van het college van B en W sterker moest. Met de invoering van de dualiseringswet in 2002 kreeg de gemeenteraad tenslotte betere handvaten om burgemeester en wethouders te controleren.

De ‘evolutie van gemeentelijke werkzaamheid’, zoals voorzitter Van Limburg Stirum het in 1917 al noemde, lijkt nog steeds door te gaan. Neem alleen al de overheveling van zorgtaken van het Rijk naar de gemeenten. Veel gemeenten worstelen om alles in goede banen te leiden. Het delen van kennis en ervaringen binnen het verband van de VNG en het opkomen voor de belangen van de gemeenten lijkt hierbij onontbeerlijk. De VNG Overijssel heeft anno 2017 nog niets aan relevantie ingeboet.

Voorzitters VNG Overijssel:

H.F.M.E. graaf Van Limburg Stirum, burgemeester Hellendoorn, 1917 – 1924
A.H. Goeman Borgesius, burgemeester Steenwijk, 1924 – 1942/1945-1948
Jhr. M.P.M. van Karnebeek, burgemeester Zwolle, 1942 – 1945
H.M. Oldenhof, burgemeester Kampen, 1948 – 1952
Jhr. L.O.M. van Nispen tot Sevenaer, burgemeester Stad- en Ambt Delden, 1952 – 1961
J.M. Ravesloot, burgemeester Almelo, 1961 – 1966
W.H. Enklaar, burgemeester Holten, 1966 – 1978
A. Lieuwen, burgemeester Wierden, 1978 – 1986
W.L.G. Schelberg, burgemeester Weerselo, 1986 – 1995
E. van Voorden, burgemeester Rijssen, 1995 – 2001
C.G.A.A. Brekelmans, burgemeester Borne, 2001 – 2009
M.G.E. Koomen, wethouder Enschede, 2009 – 2012
A.C. Hofland, burgemeester Rijssen-Holten, 2012 – heden.

Martin van der Linde

Zoek hieronder naar handige tips voor vrijwilligers